Commerciële actoren in de gezondheidszorg stonden een krachtige aanpak van de Covid-19 pandemie in de weg. Toch staken overheden hun plannen om de openbare gezondheidszorg verder te ontmantelen niet in de kast. De private sector speelt een steeds grotere rol in de gezondheidszorg. Hoe komt dat?
WAAR HEBBEN WE HET OVER? In de gezondheidszorg komen privatisering en commercialisering in alle soorten en maten. Essentieel is dat zorg een commercieel karakter krijgt, waarbij het maken van winst mogelijk wordt. Bij commercialisering worden een marktlogica en bedrijfsprincipes toegepast op het beleid en de systemen van publieke spelers. Bij privatisering worden gezondheidsdiensten, het gezondheidsbeleid en de productie van gezondheidsproducten gefinancierd en uitgevoerd door private spelers met winstoogmerk. In dit dossier verwijzen we met privésector naar alle soorten private spelers met winstoogmerk. |
In de meeste lage-inkomenslanden zijn de Wereldbank (WB) en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) de drijvende kracht achter de privatisering van de gezondheidssector. In de jaren 1980 legden ze met hun beruchte Structurele Aanpassingsprogramma’s wurgende leenvoorwaarden op. De publieke gezondheidszorg kwam in veel landen op instorten te staan. Overheden moesten hun gezondheidssector openstellen voor buitenlandse investeerders en strenge besparingen doorvoeren. Een plafond op de uitgaven voor lonen in de publieke sector zorgde voor onderbetaald en gedemotiveerd zorgpersoneel. Patiënten moesten plots meer zelf betalen om verzorgd te worden, met hoge gezondheidsuitgaven voor gezinnen tot gevolg. Onderzoek toont de negatieve impact van het beleid van de WB en het IMF op de volksgezondheid. Toch wijken deze instellingen niet van hun gekende draaiboek af.
“Voor de pandemie hadden 57 landen volgens de WHO een kritiek tekort aan zorgpersoneel. Toch adviseerde het IMF aan 24 van de 57 landen om de loonuitgaven in de publieke sector te bevriezen of zelfs te verlagen”
Jasper Thys, beleids- en campagnemedewerker bij Viva Salud
Ons wereldwijde economische systeem is onrechtvaardig. Door oneerlijke handelsregels, belastingontduiking, wurgende leenvoorwaarden, decennialange schuldaflossingen en falend internationaal financieel beleid kunnen de meeste landen in de wereld hun pot met belastinggeld niet vergroten. Het belet lage-inkomenslanden om te investeren in de publieke gezondheidszorg en het zorgpersoneel. Jubilee Debt Campaign toonde vorige jaar aan dat 64 lage-inkomenslanden meer uitgeven aan buitenlandse schuldeisers dan aan gezondheidszorg.
De wereldwijde uitgaven voor schuldaflossing nemen bovendien jaar na jaar toe. Ze staan in de weg van noodzakelijke investeringen in publieke diensten. Net zoals tijdens de koloniale periode zijn voormalige kolonies verstrikt geraakt in een economisch systeem dat een kleine groep mensen ten goede komt, maar de meerderheid van de bevolking in onmenselijke omstandigheden laat leven.
Tijdens de jaren 1980 begonnen internationale instellingen, die na WOII werden opgericht om het publieke belang te dienen, partnerschappen met filantropen aan te gaan. Ondertussen bepalen die liefdadigheidsinitiatieven van de mondiale elite steeds meer de internationale gezondheidsagenda. De Bill & Melinda Gates Foundation is bijvoorbeeld de tweede grootste donor van de WHO omdat overheden steeds minder bijdragen. Ze bepalen zelf waar hun donaties voor gebruikt worden. Daardoor kan de WHO haar werk minder onafhankelijk uitvoeren. Filantropen hebben vaak indirecte belangen in het bedrijfsleven en de industrie. Ze promoten de private sector als een centrale partner in hun werk en zijn een drijvende kracht achter publiek-private partnerschappen (PPP’s). Dat zijn langetermijncontracten waarmee de privésector belangrijke infrastructuurprojecten of diensten opzet en uitbaat die overheden traditioneel uitvoeren, zoals ziekenhuizen, scholen of energievoorziening. Dat gaat te vaak ten koste van de mensenrechten en een echte duurzame ontwikkeling.
Meer dan een half miljard euro. Zoveel zou de Britse regering het voorbije decennium hebben uitgegeven om de private gezondheidszorg in tientallen lage-inkomenslanden te ondersteunen. Dat toont onderzoek van Global Justice Now aan. De onthullingen komen echter niet als een verrassing. Sinds de financiële crisis van 2007-2008 promoten regeringen en internationale instellingen de private sector als de sleutel tot duurzame ontwikkeling. Maar de praktijk toont dat de impact niet altijd kan worden aangetoond.
De private sector gebruikt het publiek geld bijvoorbeeld om het investeringsrisico weg te nemen, terwijl ze de winsten in eigen zakken houdt. Bovendien komt het geld vaak terecht op plekken waar er een stabiel investeringsklimaat is en de uitdagingen dus het minst groot zijn. Ook de Belgische ontwikkelingsbank ‘BIO Invests’ investeert op een indirecte manier via beleggingsfondsen en grote internationale vermogensbeheerders in privé-actoren in de gezondheidssector in lage-inkomenslanden.